​Provincie stuurt bij na administratieve blunder met belastingformulieren

West-Vlaanderen - De provincie int elk jaar zo een 10 miljoen euro belasting op tweede verblijven. Recent is zonder het reglement te wijzigen de inning van de belasting grondig bijgestuurd. Provincieraadslid Wim Aernoudt uit Gistel heeft dit aan de kaak gesteld op de provincieraad van februari 2017.

Tot het aanslagjaar 2015 baseerde men zich op de gemeentelijke inventarissen van tweede verblijven. De provincie vond echter dat daar te veel fouten in zaten.

Voor het laatste aanslagjaar heeft de provincie de kadastergegevens (Wie is eigenaar?) naast het rijksregister (Wie heeft daar z’n domicilie?) gelegd. Iedereen die een woning in eigendom heeft die niet bewoond is wordt door de provincie als eigenaar van een potentieel tweede verblijf gezien.

Provincieraadslid Wim Aernoudt (Gistel): “Op die manier kregen in totaal 12069 “nieuwe“ tweede verblijven van de provincie op 3 februari jongstleden een inlichtingenformulier toegestuurd. Eigenaars van een leegstaande woning, woning in verbouwing, krotwoning,….. , krijgen dergelijk formulier. Via dit formulier moet de eigenaar bewijzen aan de provincie dat het geen tweede verblijf is.”

“Het staat de provincie vrij om te streven naar een correcte inning van z’n belastingen. Maar het is onbegrijpelijk dat een dergelijke operatie gebeurde zonder dat de gemeenten en woondiensten op de hoogte werden gebracht.”

De steden en gemeenten zullen door de provincie gecontacteerd worden om hun register van leegstand over te maken zodat de provincie op deze adressen alvast geen belastingaanslag zal sturen. Het gevaar is immers groot dat de gemeenten meer leegstandstaks heffen dan de provincie vraagt aan belasting op tweede verblijven. Waardoor sommigen in de verleiding zouden kunnen staan om deze provinciale belasting onterecht te betalen om onder de gemeentelijke belastingen op leegstand uit te komen.

Raadslid Aernoudt besluit: “Het is goed dat de provincie bijstuurt maar dit had vermeden kunnen worden door vooraf met de gemeenten te overleggen.”