U bent hier
Archeologisch vooronderzoek en opgravingen kosten provincie ruim 1,25 miljoen euro
West-Vlaanderen – Archeologisch vooronderzoek en effectieve opgravingen hebben de provincie West-Vlaanderen sinds 2017 1.256.535,95 euro gekost. Dat blijkt uit cijfers die provincieraadslid Johan De Poorter (N-VA) opvroeg bij gedeputeerde voor integraal waterbeleid Bart Naeyaert (CD&V).
Sinds 2017 waren er in de provincie West-Vlaanderen 98 projecten waarbij een archeologisch vooronderzoek nodig bleek. Bij 11 projecten gebeurden er ook effectief archeologische opgravingen. “Dat gaat van kleine ingrepen zoals enkele testputten om muurresten te controleren, bijvoorbeeld Fort van Beieren bij Brugge tot uitgebreide werken waarbij een aanzienlijk oppervlak archeologisch onderzocht werd zoals in de Slijpebeek in Zwevegem. Voor het archeologisch vooronderzoek maakte de provincie West-Vlaanderen in totaal 542.742,40 euro vrij. De elf projecten waar archeologische opgravingen gebeurden, hadden een totale kostprijs van 713.793,55 euro”, weet Johan De Poorter.
Drie onroerende erfgoeddepots in West-Vlaanderen
Verschillende provinciale diensten voeren regelmatig werken uit met een ingreep in de bodem waarvoor archeologische vooronderzoek wettelijk verplicht is. Dat is vooral binnen de diensten Mobiliteit en Infrastructuur, Waterlopen, Groendienst en MiNaWa het geval. “In het archeologisch traject dat sinds de invoering van het nieuwe Onroerend Erfgoeddecreet in januari 2016 actief is, zijn er verschillende fases. Het archeologisch vooronderzoek, zonder of met ingreep in de bodem, leidt indien nodig tot een archeologische opgraving, maar dat blijkt slechts in een minderheid van de projecten het geval. Deze opgravingen nemen in het algemeen één tot vier weken in beslag. De eindbestemming van de vondsten gaat meestal naar één van de 3 onroerende erfgoeddepots in onze provincie: De Potyze in Ieper, Trezoor in Kortrijk en de Pakhuizen in Brugge”, besluit De Poorter.